Ze staan al een tijdje in de werkplaats. Oude eiken planken, waarschijnlijk van een oud ledikant en wie weet hoe lang en waar opgeslagen. Voor het bureauorgel wordt de windvoorziening gereconstrueerd en passend bij het orgel is gekozen voor oud hout. De balg wordt gemaakt op een manier zoals Hess dat ook gedaan zou hebben. Beschreven in "De orgelmaaker" van Jan van Heurn, het boekwerk dat door menig orgelmaker nog steeds wordt geraadpleegd. De beide bladen krijgen "scharnieren" van vlas, een stevige constructie die nergens piept of kraakt. Voor het hechten van de klamp worden gesmede spijkers gebruikt die zelf gemaakt zijn.
De klep in de balk word gemaakt een een dun plankje hout. Met de hand wordt het in het juiste model geschaafd. Een actie die maar weinig tijd kost.
De nieuwe windvoorzienig wordt met de voet getreden. Het vergt van de bespeler wat gewenning maar het levert een mooiere wind op. Door die natuurlijke toevoer van wind geeft de orgelpijp een meer ontspannen toon. Voor het gemak van de bespeler komt er ook een dempkistje met een windmotor onder het orgel. De organist kan bij het bespelen kiezen voor een getreden wind of niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten